Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zij nu tot den man Gods op den berg kwam, [39]vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi trad toe, om haar [40]af te stoten. Doch de man Gods zeide: Laat ze geworden; want haar ziel [41]is in haar bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor mij verborgen, en mij niet verkondigd. 39. Dit deed zij niet alleen uit ootmoedige eerbieding, maar ook uit ijverige genegenheid om wat van Elisa te verzoeken, begerende dat hij zich niet verroeren zou uit zijn plaats, eer dat hij haar gehoord zou hebben. Vergelijk Matth.28:9. 40. Te weten, opdat zij zijn heer niet moeilijk zou vallen. Vergelijk Mark.10:13. 41. Hebreeuws, is haar bitter; dat is, met enige droefheid, die haar zeer ter harte gaat, bevangen. Bitterheid wordt voor droefenis en kwelling des harten genomen; Gen.26:35; Ruth 1:20; 1 Sam.1:10, en 1 Sam.22:2; Job 3:20, en Job 7:11, en Job 9:18; Spreuk.14:10.